Stap in het onbekende

Lesley was een keurig opgevoede jongeman met een goede baan als accountant. Hij had altijd gedaan wat van hem werd verwacht:  vroeger ging hij elke zondag met zijn ouders mee naar de kerk, hij had gestudeerd en daarna een mooie carrière weten op te bouwen. Hij had het toch goed gedaan? Tenminste….dat vonden zijn ouders.

Lesley was van binnen toch wat onrustig aan het worden: hij vroeg zich af of het leven voor hem niet meer in petto had dan alleen maar netjes alle regeltjes te volgen, veel  te werken en zo veel te geld verdienen dat hij niet eens wist hoe hij het uit moest geven.

De onrust ging steeds meer aan hem knagen…

Op een dag nam hij een besluit. Hij pakte zijn oude rugtas die half vergeten achter in de gangkast stond, stopte er een T-shirt in, een afgeknipte jeans, een boxershort en zijn tandenborstel. Zijn autosleutels gooide hij op de keukentafel, liep vervolgens de voordeur uit en trok deze met een harde klap achter zich dicht.

Vastbesloten en met een brede grijns op zijn gezicht liep hij richting grote weg. Hij voelde zich zo vrij als een vogeltje, dat door de wind de richting van zijn vlucht liet bepalen. Met elke stap voelde hij zich lichter worden, vrolijker en echter. Eenmaal bij de weg aangekomen, stak hij zijn duim op: het oude teken voor ‘ik wil graag mee rijden’. Van binnen grinnikte hij als hij er aan dacht hoe zijn ouders zouden reageren als ze hem nu zo zouden zien staan: in zijn oude versleten jeans, zijn grauwe, mouwloze T-shirt, zijn gympies en met een oude rugtas op zijn rug terwijl hij aan het  liften was. In plaats van zijn normale reactie van afschuw en schaamte, merkte hij dat hij genoot van deze gedachte; het moedigde hem alleen maar aan om verder te gaan met zijn besluit. 

De auto’s schoten hem voorbij en Lesley’s schouders begonnen in elkaar te zakken en zijn enthousiasme en bravoure werden steeds minder naarmate de tijd verstreek. Zou hij toch een verkeerd besluit hebben genomen door zo impulsief te handelen? 
Precies op dat moment stopte er een auto voor zijn neus. Zijn ogen werden zo groot als schoteltjes: een prachtige mooie zwarte Audi, het nieuwste model! 
Er zaten twee mannen in. Toen het passagiersraam geluidloos naar beneden gleed, deed Lesley  een stap naar voren om te kunnen verstaan wat de bestuurder tegen hem zei. Deze bood hem aan om samen met zijn medepassagier, hun reis te vervolgen. De mond van de jongeman viel open bij dat aanbod en toen de bestuurder dat zag, lachte hij hem zachtjes toe. 
Lesley liet zich dat geen tweede keer zeggen, opende snel het achterportier en nam plaats op de zachte, geurende leren achterbank. Zodra het portier weer dicht was, trok de chauffeur op en baande zich een weg in het verkeer. Pas na dat Lesley de indrukken van de luxe auto op zich had laten inwerken en het feit dat hij überhaupt iemand bereid had gevonden om hem een lift te geven, keek hij eens goed naar de twee mannen voor hem in de auto. De bijrijder had zich omgedraaid in zijn stoel en was duidelijk aan het genieten van alle wisselende emoties die leesbaar waren op het gezicht van de jongeman. In de achteruitkijkspiegel zag Lesley de twinkelende ogen van de bestuurder die hem tijdens het rijden aan het bestuderen was. 
Beide mannen leken van gepensioneerde leeftijd en waren gekleed in T-shirts en jeans. Ze hadden het lang haar tot op hun schouders. Vrolijke mannen zo te zien, maar… getekend door het leven.
“Hoe haal je het in je hoofd om te gaan liften anno 2012?” vroeg de bijrijder, die zich voorgesteld had als Piet. “Ja,” voegde de chauffeur toe, die zich als Jan had voorgesteld, “tegenwoordig is het niet verantwoord; je hoort nogal eens dat het mis gaat. Vroeger deden we dat altijd wel, het  was toen een andere wereld”.
“O ja, Jan, weet je nog die keer dat we mee zijn gaan liften met dat moordwijf, waar woonde ze ook al weer? Het was toch net over de grens in België, of niet?” Jan knikte terwijl hij een auto inhaalde. “Ze woonde in een of andere prachtig villa in Knokke-Heist maar in de zomer woonde ze in een Pipowagen achter in haar tuin, verscholen tussen de duinen. Ze kookte op een open vuur in een groot ijzeren  pot en sliep bij mooi weer onder de sterren. Wat een goede ouwe tijd was dat…. We zijn daar toen die hele zomer blijven hangen… Heerlijk mens was dat.” Piet leunde achterover met een brede grijns op zijn gezicht, weggezonken in zijn herinneringen. 
Jan ging verder: “Je moet maar niet te veel op Piet letten. Hij was zo verliefd op dat mens, maar ook op haar manier van leven. Zij heeft ons echt kennis laten maken met de Flower-Power-cultuur: vrijheid, blijheid! Regelmatig had ze de tuin vol met mensen vanuit de hele wereld… We leefden toen allemaal samen, iedereen hielp elkaar, alles deed je ook samen….”
Lesley kon zich niets mooiers bedenken en naarmate Jan meer ging vertellen, aangevuld door Piet, stelde hij steeds meer vragen. De mannen waren duidelijk blij om al die mooie, oude herinneringen weer naar boven te halen en ze overspoelden de jongeman met hun verhalen. 
Ze waren de tijd totaal vergeten, tot Jan riep: “O, kijk dat is onze afslag al! Kunnen we je ergens afzetten?” vroeg hij aan Lesley, “of….  lijkt het je wat om met ons mee naar huis te komen?” en hij keek met een hoopvolle blik in de achteruitspiegel. 
Lesley hoefde niet lang na te denken en riep enthousiast: “Natuurlijk kom ik met jullie mee!“, waarop beiden mannen elkaar aankeken en tevreden knikten. 

Jan reed nu rustig door een woonwijk, tot hij bij een bosrand kwam en stopte voor een prachtige oude villa. Uit de richting van het huis klonk harde muziek. Lesley dacht een oude hit van de Beatles te herkennen. Zo te horen was er een feest gaande. Piet trok het achterportier open en nodigde hem uit om uit te stappen. “Kom  er toch gezellig bij!” zei hij. “Trek je niets aan van die rare mensen, je zult je zo thuis voelen….. Relax, man!” en een beetje verlegen liep Lesley even later achter de twee mannen aan. In plaats van naar binnen te lopen liepen ze om het huis heen naar de tuin erachter. Onder een prachtige grote boom stond een lange tafel gedekt met zo veel eten dat je daar een tehuis een week van kon laten leven. Mensen liepen druk heen en weer, ze waren duidelijk de feestmaaltijd nog aan het voorbereiden. 

In een hoek van de tuin klonk kindergeschreeuw en gelach. Lesley keek nieuwsgierig rond. En toen werden zijn ogen zo groot als schoteltjes, zijn keel werd droog, zijn mond viel open: 
Achter de kinderen stond een oude, half vergane Pipowagen…

Jocelyn
Veenendaal
13-3-12

(foto Jocelyn Readett)

stijlvorm