'Een ongemakkelijk verstandshuwelijk'

Christelijke theologie en vrijzinnigheid: een ongemakkelijk verstandshuwelijk

Ter gelegenheid van het 150-jarige jubileum van Vrijzinnig Nederland heeft Mr. drs. Johan de Wit uit Zeist (vorig jaar bij ons te gast in Het Venster) een betekenisvol essay geschreven onder de titel: 'Christelijke theologie en vrijzinnigheid – een ongemakkelijk verstandshuwelijk'.

Wij worden uitgenodigd om ook in Het Venster aan de hand van drie vragen een uitwisseling van gedachten opgang te brengen. Eén van de drie vragen die ons wordt voorgelegd is: Hoe verbinden wij het religieus humanisme in onze vereniging met het vrijzinnig christendom?

Ik heb de meest belangrijke delen, die betrekking hebben op deze vraag, uit het essay van Johan de Wit op een rijtje gezet en heb vanuit mijn beleving een aanzet gegeven tot beantwoording van deze vraag.

Het geloof van vrijzinnigen is niet het geloof van de kerken, maar een geloof dat past bij de mens die zijn geloof wil praktiseren in een wereld, die afscheid heeft genomen van een levensbeschouwing die grenzen trekt tussen hemel en aarde. Een levensbeschouwing die grenzen trekt tussen hier en het hiernamaals, tussen kerk en wereld en tussen goddelijke en menselijke werkelijkheid. In het traditionele christendom is de scheiding tussen boven en beneden alom vertegenwoordigd.

Een vrijzinnig gelovige maakt zich los van dit verschil tussen boven en beneden. Hij geeft zich rekenschap van de cultuur waarin hij leeft. Die cultuur ziet de mens als een wezen dat niet door Boven maar door het leven hier Beneden, in het dagelijks leven wordt gevormd. Die betrokkenheid op het dagelijks leven krijgt haar uitdrukking in de omgang met de ander als medemens.

In het christendom waarmee veel vrijzinnigen zijn verbonden, wordt nog steeds over God gesproken als een persoonsachtig iemand. Uitdrukkingen als ‘God de Vader’, ‘Lieve God’, enz. verwijzen naar een gevoelsbinding aan een persoon. Het gebed dat zich richt tot God met de vraag om ons lot te veranderen of te verbeteren, berust op de overtuiging dat God aan wensen van mensen, als deze maar volhardend genoeg naar voren worden gebracht, op de één of andere manier gehoor zal geven. Zo heeft de christelijke theologie het haar gelovigen ook geleerd. In de vrijzinnigheid is men vertrouwd met de klassieke opvattingen, dat een bovennatuurlijke God de bestierder is van het leven op aarde.

De vrijzinnigen van nu zien zich meer als mensen die zelf moeten handelen en zij laten zich de verantwoordelijkheid voor dat handelen niet uit handen nemen door een god of een sacrale werkelijkheid buiten de werkelijkheid die zij kennen.

Het belangrijkste ijkpunt voor vrijzinnig geloven is de menselijke beleving van de werkelijkheid die hem op gezette tijden overstijgt. Zijn intuïtie wekt in hem het vermoeden dat achter de dingen die hij kan waarnemen krachten schuilgaan die hij kan beleven, maar niet kan verklaren. Dat is zijn religie, een levenshouding die erop gericht is om aan zichzelf uit te leggen: wie ben ik en wat is mijn plaats in het grote geheel?

Net als de meeste vrijzinnige geloofsgemeenschappen, kent Het Venster verschillende groepen gelovigen. Heel kort en niet volledig gezegd: er is een waterscheiding tussen vrijzinnig-christenen en religieus-humanisten. De vrijzinnig-christenen hechten nog aan gebeden, rituelen en andere liturgische teksten uit het christendom van het gelovig voorgeslacht. Zij noemen zich vrijzinnig, doch ook christen. De groep van de religieus-humanisten heeft geen of nauwelijks affiniteit met gebeden, kerkliederen en geloofsformules uit het klassieke christendom.

En dan nu de vraag:

Hoe verbinden wij als Het Venster het religieus humanisme met het vrijzinnig christendom?

Deze vraag leg ik jullie voor en ik nodig jullie uit om te reageren. Ik zal een voorzet doen, zoals ik die verbinding tussen beide groepen in Het Venster beleef:

Als ik mijzelf onder één van de beide groepen moet scharen, voel ik mij het meest aangesloten bij de religieus-humanisten. Het religieus zijn, het zit in mijn rugzak en wellicht in mijn genen. En ondanks dat ik veel van de klassieke opvattingen ‘van het hier Boven’ heb losgelaten, doe ik mijn best (lukt zeker niet altijd) mijn naaste lief te hebben als mijzelf.

Het religieus zijn heeft voor mij iets van nostalgie, het bekende en het vertrouwde waarmee ik ben opgegroeid. Het geeft kleur aan de wijze, waarop ik uiting geef aan mijn humanistische levenshouding.

Wat ons in Het Venster samenbrengt, is niet een gedeelde overtuiging of geloof. Het is eerder een gedeeld verlangen om diepgang, intensiteit en waarachtigheid aan ons (samen-)leven te geven. Wellicht grote woorden, maar tijdens de vieringen en voorstellingen is die onderlinge binding voelbaar. Voor mij lijkt het erop, dat het religieus-humanisme en het vrijzinnig-christendom in de praktijk geen ongemakkelijk verstandshuwelijk is.

Wim van Keulen

(foto Martin Schuitemaker)

stijlvorm